De geest tot zwijgen brengen - De historische opkomst en ondergang van lobotomieën

Last update: september 30, 2025
l
Reading time: 12 minutes
l
By Brain Matters

De meesten van ons hebben de term ‘lobotomie’ weleens gehoord, bijvoorbeeld in een film op tv of zelfs in een ietwat gestoorde ‘brainrot’-post op Instagram. Hoewel deze beruchte term tegenwoordig alleen nog als slangwoord wordt gebruikt, heeft hij een rijke en vooral controversiële geschiedenis die psychologen en historici meer dan een eeuw later nog steeds fascineert. De operatie, die tussen de jaren 1930 en 1950 populair was onder neurochirurgen, veranderde verschillende aspecten van het cognitieve vermogen van tienduizenden mensen in Europa en de Verenigde Staten voorgoed. Deze verandering had vaak nadelige gevolgen voor de patiënt, wat leidde tot een verschuiving in de psychologische behandeling naar antipsychotische medicatie en uiteindelijk tot de teloorgang.

Van doorbraak tot mislukking, voor altijd gegrift in de duistere geschiedenis van de psychologie en neurowetenschap: de lobotomie.

De opkomst van lobotomieën

Lobotomie was een vorm van neurochirurgie waarbij de verbinding tussen de prefrontale cortex (het hersengebied dat verantwoordelijk is voor uitvoerende functies zoals hoger orde denken, besluitvorming en planning) en de rest van de hersenen werd verbroken. Het meest voorkomende doel en verkoopargument van deze procedure was dat het zogenaamd de symptomen van verschillende psychopathologieën verlichtte, waaronder schizofrenie, epilepsie en depressie, wanneer de symptomen ernstig waren en het dagelijks leven en functioneren van patiënten ernstig schaden. Hoewel deze "geest dempende" procedure tegenwoordig als wreed wordt beschouwd, voerden honderden artsen in het midden van de 20e eeuw lobotomieën uit op tienduizenden patiënten met psychische aandoeningen.

In de geschiedenis van de psychologische vooruitgang gaan de eerste meldingen van een ‘lobotomie’ terug tot 1888, toen zes schizofreniepatiënten deze ingreep ondergingen, uitgevoerd door de Zwitserse arts Gottlieb Burckhardt. Ondanks een algemene verbetering van de toestand van de meeste patiënten, overleed één patiënt aan de gevolgen van de ingreep en kregen verschillende patiënten na de operatie last van epileptische aanvallen en afasie (het onvermogen om duidelijk te spreken). Burckhardt kreeg hierdoor veel kritiek van de psychologische gemeenschap en zijn werk werd als ‘roekeloos’ bestempeld en uiteindelijk volledig genegeerd. Het eerste geloofwaardige verslag van een lobotomie werd in 1936 opgetekend in het werk van de Portugese politicus en neuroloog Egas Moniz, die ook de cerebrale angiografie had ontwikkeld, een methode voor het zichtbaar maken van bloed in de hersenen die kan worden gebruikt voor het diagnosticeren van bloedingen in de hersenen. Voor zijn eerste operatie boorde Moniz twee gaten in het hoofd van zijn patiënt en injecteerde hij ethylalcohol in de prefrontale cortex, waardoor de zenuwbanen werden kapot gemaakt die verantwoordelijk zouden zijn voor de psychische problemen van de patiënt. Omdat de operatie de (zichtbare) symptomen van angst en paranoia wist te verminderen, werd de operatie als een succes beschouwd, wat aanleiding gaf tot verdere pogingen. Voor zijn bijdragen ontving Moniz in 1949 de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde, waardoor hij de procedure aan veel meer psychologen en leken kon introduceren. 

De chirurgie in detail

Om de witte stof tussen de prefrontale cortex en de rest van de hersenen te vernietigen, gebruikten neurochirurgen een dun, stokachtig instrument dat een leucotoom wordt genoemd (ook gebruikt door Moniz). De eerste procedure bestond uit het boren van gaatjes in de schedel van de patiënt en vervolgens het inbrengen van de leucotoom, die werd gebruikt om delen van de witte stof te verwijderen. Later werden er meer geavanceerde pogingen ondernomen om de operatie uit te voeren met behulp van een andere, sterkere leucotoom, de orbitoclast. De orbitoclast, in 1948 bedacht door Dr. Walter Jackson Freeman II, een neuroloog en psychiater wiens bijdragen lobotomieën populair maakten, werd via de bovenkant van de oogkas van de patiënt ingebracht en voorzichtig met een hamer geslagen om de botlaag te breken en de hersenen binnen te dringen, waarna de orbitoclast werd gedraaid om de vezels van de witte stof door te snijden. 

Lobotomie werd niet alleen uitgevoerd bij patiënten met psychische problemen. In de eerste editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, gepubliceerd in 1952 tijdens het tijdperk van lobotomieën in de neuropsychologie, werd homoseksualiteit onder de categorie psychische stoornissen geplaatst en als abnormaal beschouwd. Het was neurochirurgen dus toegestaan om homoseksuele mensen te opereren, ongeacht of er bewijs was dat ze daadwerkelijk een psychische stoornis hadden, waardoor chirurgen (die vaak ook geen chirurgische vergunning hadden) konden behandelen wat alleen zij als een stoornis beschouwden. Wat seksualiteit betreft, is het belangrijk te vermelden dat vrouwen met vermeende seksuele stoornissen ook vaak het doelwit waren van lobotomie. Deze “stoornissen” hadden voornamelijk betrekking op het uiterlijk (bijvoorbeeld zware make-up, onthullende kleding) en niet-monogame seksualiteit. Bovendien werden veel vrouwen die als lastig werden beschouwd, zoals in het geval van Rosemary Kennedy eerder, ook geopereerd in de hoop dat hun gehoorzaamheid zou worden hersteld. Dit benadrukt nogmaals dat de groep mensen die in aanmerking kwam voor de operatie veel groter was dan alleen mensen met psychische stoornissen.

Ondanks de populariteit en voortdurende reclame voor de operatie bij het grote publiek, bleven de twijfels en scepsis ten aanzien van de operatie toenemen.

De controverse

Een opvallende en belangrijke reden voor kritiek was het lage succespercentage en hoge sterftecijfer van lobotomieën, wat het duidelijkst naar voren kwam uit het werk van Freeman. Bovendien wordt de ethiek van dit alles sterk in twijfel getrokken, aangezien negentien van de patiënten van Walter Freeman jonger waren dan 18 jaar, waarbij één patiënt op het moment van de operatie slechts vier jaar oud was en dus geen toestemming kon geven. Er is niet veel bekend over de procedure voorafgaand aan de operatie en of er details en toestemmingsformulieren aan de patiënten werden verstrekt, wat een ander punt van zorg is met betrekking tot de ethiek.

In een lezing over de geschiedenis van lobotomieën stelde Miriam Posner dat het “vreemd” is hoe stemmingen en expressie tijdens het hoogtepunt van de lobotomie als belangrijk medisch bewijs dienden. In de eerste helft van de 20e eeuw waren er nog geen goede post-tests ontwikkeld en een van de weinige postoperatieve behandelingen was een document met nazorginstructies voor de patiënt (document: Home Care Following Leukotomy). Dit betekent dat er nooit een manier was om de werkelijke impact en het nut van lobotomie op patiënten goed te beoordelen, behalve door foto's te maken en algemene stemmingen en toestanden te documenteren. De operatie zelf was zeer ingrijpend en elke mislukte poging beschadigde de hersenen permanent en onherstelbaar. In die tijd bestonden er nog geen hersenscans zoals Magnetic Resonance Imaging (MRI), wat betekende dat er ook geen manier was om precies te zien hoe en waar de hersenen waren beschadigd als de operatie mislukte. Aangezien elk menselijk brein kleine structurele en soms functionele verschillen vertoont, droeg een gebrek aan gedetailleerde kennis van zo'n delicaat orgaan bovendien bij aan de enorme verschillen in de resultaten en bijwerkingen van de ingreep.

Misschien wel het meest intrigerende punt van kritiek op de lobotomie, en met name op Freemans visie daarop, is dat het primaire doel ervan minder leek te liggen in het vermeende verminderen van psychische stoornissen, maar meer in het ‘repareren’ van mensen om ze te veranderen in individuen die voldoen aan de maatschappelijke normen van wat ‘normaal’ gedrag is. Dit was, zoals Posner in haar lezing beschreef, vooral duidelijk bij zijn vrouwelijke patiënten, die de meerderheid van Freemans lobotomie patiënten uitmaakten, met naar schatting 75% in 1942. Een patiënte van hem, een zwarte vrouw, werd in haar dossier na de operatie letterlijk beschreven als iemand die van een ‘gevaarlijk persoon’ was veranderd in een ‘vriendelijke helper’. Over het algemeen stonden Freemans opvattingen over gender- en rassengelijkheid op de voorgrond in vrijwel alle stadia van zijn werk als chirurg, van de beslissing of een patiënt überhaupt een lobotomie zou ondergaan tot de beoordeling van hun gezondheid en toestand na de operatie. Dit draagt verder bij aan de steeds groeiende hoeveelheid bewijs waarom lobotomieën onbetrouwbaar waren, door vooroordelen werden gedreven en de argwaan van mensen verdiend.

De ondergang van lobotomieën

Als de meest prominente figuur in de geschiedenis van lobotomieën voerde Freeman in 1967 zijn laatste lobotomie uit, die catastrofaal eindigde toen zijn patiënt stierf aan een hersenbloeding. Hij bleef tot aan zijn dood in 1972 geloven in de voordelen van de chirurgische ingreep. 

De ‘officiële’ grootschalige afname van lobotomieën begon na de opkomst van chloorpromazine (op de markt gebracht als Thorazine) in het midden van de jaren vijftig. Dit was een antipsychoticum dat vanwege zijn stemmingsregulerende effecten werd gebruikt voor de behandeling van stoornissen zoals bipolaire stoornis en schizofrenie. Thorazine, evenals de daarna ontwikkelde medicatie, verving al snel de lobotomie en werd de belangrijkste methode voor de klinische behandeling van patiënten met psychische stoornissen. Hoewel de ingreep nooit officieel werd verboden in regelgeving of door de American Psychiatric Association (APA), werd deze tegen het einde van de jaren zeventig grotendeels stopgezet vanwege ethische en morele bezwaren. Tegenwoordig wordt een beter onderbouwde psychochirurgie echter nog steeds zelden toegepast in gevallen waarin geen andere behandeling succesvol blijkt te zijn. Bovendien hebben recente ontwikkelingen in hersenscan technieken zoals fMRI en TMS het mogelijk gemaakt om hersenbeschadigingen te lokaliseren en vervolgens niet-invasief te behandelen. De onjuiste behandeling van patiënten tijdens het hoogtepunt van de lobotomie en de overgang naar niet-invasieve opties hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van gedetailleerde ethische richtlijnen met betrekking tot toestemming, de rechten van klinische patiënten en proefpersonen, en regels voor het correcte gedrag van zowel clinici als onderzoekers.

Related posts:
Here you will write about your company, a tittle description with a maximum of 2 sentences
Copyright © 2022 Brainmatters
magnifiercrossarrow-downarrow-leftarrow-rightmenu-circle