
Ik wil dat je aan een appel denkt. Ik durf te wedden dat je dacht aan een glanzende, rode, sappige appel, of misschien aan een groene, knapperige appel. Ik durf ook te wedden dat het beeld meteen in je hoofd opkwam, zonder dat je het zelfs probeerde. Zelfs als ik je zou zeggen niet aan een appel te denken, zou je geest zich niet kunnen verzetten. Het beeld zou nog steeds opduiken, ongevraagd! Ik wil je ook uitnodigen om te denken aan een roze olifant, een zandstrand, een zon die schijnt... Ik durf te wedden dat je over al die dingen je eigen unieke beelden hebt. Dit proces staat bij neurowetenschappers bekend als mentale beeldvorming, en het is dit verbazingwekkende vermogen van onze geest om beelden en objecten te “zien” die niet echt aanwezig zijn in de externe omgeving. Sommige mensen missen dit vermogen echter volledig. Hoe hard ze ook proberen, er komt geen beeld in hun hoofd op. Deze aandoening heet afantasie en komt voor bij 2% - 4% van de bevolking.
Afantasie bestaat op een spectrum: sommige mensen kunnen zich de appel voorstellen als een minder gedetailleerd beeld, of misschien kunnen ze de vorm van de appel zien maar zonder kleur, of anderen weten dat ze het concept van een appel zien maar niet de appel zelf. De meest gebruikte vragenlijst om de mentale beeldvorming te beoordelen is de Vividness of Visual Imagery Questionnaire (VVIQ). Afhankelijk van de antwoorden van de deelnemers zal de eindscore tussen 1 en 5 vallen, variërend van zeer levendige mentale beelden tot volledige afwezigheid van mentale beelden, zoals je kunt zien in de afbeelding hieronder.
Dit fenomeen werd voor het eerst gerapporteerd door Francis Galton in 1880, toen hij probeerde de statistieken van Mentale Beeldvorming te bestuderen, en een aantal wetenschappers in verwarring raakte over wat deze term betekende en of het wel bestond. Net als deze wetenschappers zijn de meeste mensen met afantasie, ook wel afantasici genoemd, zich niet bewust van hun aandoening, omdat ze ervan uitgaan dat dit is hoe alle mensen functioneren en denken.
Er zijn veel theorieën ontwikkeld om dit unieke fenomeen te verklaren. Sommige mensen worden geboren met erfelijke afantasie, maar afantasie kan ook het gevolg zijn van hersenletsel of andere psychologische oorzaken. Eén theorie suggereert dat afantasie het gevolg is van verminderde connectiviteit, verminderde “communicatie” tussen de visuele cortex en hersengebieden van een hogere orde, waardoor het vermogen van de hersenen om mentale beelden te genereren wordt beperkt. Een andere hypothese wijst op verschillen in de prikkelbaarheid van de visuele cortex. Sommige onderzoekers geloven dat mensen met afantasie een lagere activiteit in dit gebied hebben, waardoor het genereren van levendige mentale beelden wordt verhinderd. Anderen stellen voor dat afantasie verband houdt met variaties in de manier waarop de hersenen herinneringen ophalen en reconstrueren, waarbij vooral de hippocampus betrokken is. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat er een verband bestaat tussen het onthouden van persoonlijke herinneringen en het hebben van levendige mentale beelden. Er wordt gesuggereerd dat de hippocampus, een belangrijke hersenstructuur voor het geheugen, dient als bemiddelaar tussen autobiografische herinneringen, die betrekking hebben op onze persoonlijke ervaringen, en visuele verbeelding.
Om deze hypothese te ondersteunen, toont recent onderzoek van de Universiteit van Bonn aan dat deze twee hersengebieden, de hippocampus en de occipitale kwab, geassocieerd zijn met het verminderd herinneren van autobiografische persoonlijke herinneringen bij aphantasici. De onderzoekers vroegen de deelnemers om autobiografische gebeurtenissen op te roepen terwijl ze beelden maakten van hun hersenen met functionele magnetische resonantie beeldvorming (fMRI). Met behulp van gegevens van deze beelden ontdekten ze dat de hippocampus minder geactiveerd is bij mensen met afantasie tijdens het ophalen van autobiografische herinneringen. Er werden ook verschillen waargenomen in de interactie tussen de hippocampus en de visuele cortex, een hersenstructuur die verantwoordelijk is voor het verwerken van visuele informatie in de occipitale kwab.
Het begrijpen van afantasie vertelt ons niet alleen over de afwezigheid van mentale beelden, maar zorgt ook voor nieuwe vragen over hoe we denken, verbeelden en herinneren. Als mentale beelden een rol spelen bij het geheugen, creativiteit of zelfs emoties, wat betekent dat dan voor mensen die de wereld zonder beelden ervaren? En als afantasie op een spectrum bestaat, welke andere variaties in menselijke cognitie moeten we dan nog ontdekken?
Het onderzoek op dit gebied is nog in volle gang en we zijn nog maar aan het begin van ons begrip over hoe de hersenen mentale beelden construeren (of niet!). Naarmate wetenschappers dieper graven, zijn we benieuwd wat deze fascinerende aandoening nog meer zal onthullen over de innerlijke werking van de geest.
Autheur: Theodora Voulgari
Referenties
(1) Marks, D.F. (1973). Visual imagery differences in the recall of pictures. British Journal of Psychology. 64 (1): 17–24. doi:10.1111/j.2044-8295.1973.tb01322.x
(2) Galton, F. (1880). Statistics of mental imagery. Mind, 5(19), 301-318. https://doi.org/10.1093/mind/os-V.19.301
(3) Keogh, R., & Pearson, J. (2018). The blind mind: No sensory visual imagery in aphantasia. Cortex, 105, 53-60. https://doi.org/10.1016/j.cortex.2017.10.012
(4) Greenberg, D. L., & Knowlton, B. J. (2014). The role of visual imagery in autobiographical memory. Memory & cognition, 42, 922-934. https://doi.org/10.3758/s13421-014-0402-5(5) Monzel, M., et al. (2024). Hippocampal-occipital connectivity reflects autobiographical memory deficits in aphantasia. eLife.doi.org/10.7554/eLife.94916.1.