Temporele en spatiële resolutie zijn twee maten om aan te geven hoe nauwkeurig een apparaat is in het meten van de hersenen. Hierbij is temporele resolutie een maat voor nauwkeurigheid in tijd, en spatiële resolutie voor nauwkeurigheid met betrekking tot locatie.
In het hersenonderzoek worden deze twee maten gebruikt om aan te geven hoe goed een meetinstrument twee processen van elkaar kan onderscheiden in tijd, en hoe goed een instrument twee gebieden van elkaar kan onderscheiden in ruimte.
De verschillende meetmethoden hebben dus ook verschillende voor- en nadelen met betrekking tot deze twee maten. Voor sommige onderzoeken is men op zoek naar een specifiek hersengebied, er moet dan een instrument gekozen worden met een hoge spatiële resolutie. Wanneer men precies wil weten wanneer iets gebeurt, moet gekozen worden voor ene instrument met een hoge temporele resolutie. De getallen hieronder laten trouwens zien: hoe lager het getal (bijvoorbeeld in mm of seconden), hoe beter de resolutie. Het is een beetje zoals een foto nemen met meer pixels of een video opnemen met een hogere beeldsnelheid: dit verhoogt de kwaliteit van uw meting.
Meetinstrument | Spatiële Resolutie | Temporele Resolutie | Toelichting |
CT | 0,5 – 1 cm | NVT* | *Deze methoden hebben geen temporele resolutie, aangezien ze alleen anatomie meten, en geen functies. |
MRI | 1 mm | NVT* | |
fMRI | 0.5 - 3 mm | ~10 s | |
PET | 5 – 10 mm | ~40 s | |
TMS | 2 – 3 cm | 1 – 5 ms | |
EEG | 1 – 2 cm | 1 ms | |
MEG | 1 – 2 cm | 1 ms |
Auteur: Myrthe Princen (aangepast door Melanie Smekal)