Wanneer je je van een hel verlichte naar een niet verlichte/donkere ruimte verplaatst, zullen je ogen even moeten wennen aan deze nieuwe situatie. In het begin zul je nauwelijks tot geen objecten waar kunnen nemen in de donkere ruimte. Maar nadat je ogen even hebben kunnen wennen aan de nieuwe situatie, zul je meer objecten kunnen onderscheiden. Dit aanpassingsproces van je ogen wordt ook wel adaptatie/gewenning genoemd.
Het proces van adaptatie in je retina is iets heel anders dan neurale adaptatie. De adaptatie in je retina is namelijk afhankelijk van de gevoeligheid van je fotoreceptoren. Het adaptatieproces wordt geheel bepaald door de (maximale) sensitiviteit van de twee fotoreceptoren die zich in het oog bevinden: de kegeltjes en staafjes. Dit proces vindt plaats in twee stadia: een zogenaamd snel beginstadium en een later, minder snel stadium.
Beide receptoren beginnen hun sensitiviteit aan te passen zodra het licht uit gaat. De kegeltjes doen dit echter meteen met een veel grotere snelheid dan de staafjes. Vandaar het zogenaamde snelle beginstadium.
Na enkele minuten hebben de kegeltjes hun maximale sensitiviteit bereikt. En kunnen ze zich niet verder aanpassen. De staafjes zijn ondertussen doorgegaan met hun adaptatieproces en bereiken enkele minuten nadat de kegeltjes tot hun maximale sensitiviteit zijn gekomen, hetzelfde sensitiviteitsniveau als de kegeltjes. De staafjes zitten dan echter nog niet aan hun maximale sensitiviteit en dus gaat het adaptatie proces voor hen nog even door. Na wederom enkele minuten hebben dan ook de staafjes hun maximale sensitiviteit bereikt. Op dit punt hebben je ogen zich maximaal aangepast aan de nieuwe situatie.
Auteur: Caroline Benjamins