We zijn allemaal wel eens bang. De een kan niet tegen horrorfilms, de ander is bang voor spinnen, en weer een ander krijgt knikkende knieën van hoge hoogtes. Maar waarom ervaren we eigenlijk angst? En hoe werkt dat in het brein?
Een zekere mate van angst hebben is heel nuttig. Het heeft er in het verleden voor gezorgd dat onze voorouders niet te dicht bij een een diepe klif of boze beer gingen staan. Ze hadden een grotere kans om te overleven en dus om hun genen door te geven aan de volgende generatie. Daarom ervaren we angst. Maar hoe ontstaat dat angstgevoel eigenlijk?
Informatie uit de omgeving komt altijd eerst langs de thalamus (de poortwachter van het brein, zoals beschreven in het Brain Basics artikel). Wanneer dit bedreigende informatie is, stuurt de thalamus deze informatie direct door naar de amygdala. De amygdala, ook wel bekend als het angstcentrum van het brein, is een kleine amandelvormige kern van neuronen in beide mediale temporale kwabben. Wanneer we een angst stimulus (iets engs) waarnemen, wordt de amygdala actief. Deze stuurt dan een signaaltje naar de hypothalamus, een gebied die ervoor zorgt dat het lichaam in balans blijft. Deze kan via de stresshormonen cortisol en adrenaline een “fight”, “flight”, of “freeze” (vecht, vlucht, of bevries) reactie in het lichaam veroorzaken. Je hart gaat sneller kloppen om hard weg te kunnen rennen. Je pupillen worden groot zodat je beter kunt zien. Zelfs je pijnervaring kan tijdelijk verminderen tijdens een angstreactie. Wanneer de angst stimulus is verdwenen keert je lichaam weer terug naar z’n originele staat.
Deze angst ervaring wordt opgeslagen in de hippocampus, een gebied verantwoordelijk voor herinneringen. Om ervoor te zorgen dat we deze angstige ervaring niet snel vergeten, drukt de amygdala een soort stempel op de herinnering met “NIET VERGETEN, BELANGRIJK!”. Hoe heftiger de ervaring, hoe groter de stempel, en hoe beter we de ervaring onthouden. Dit is waarom we ons vaak enge gebeurtenissen (als kind je moeder kwijt raken in de stad) nog goed kunnen herinneren, terwijl we gebeurtenissen met weinig emoties (wat je hebt ontbeten vorige week) snel vergeten. Dit is nuttig. Want door die nare ervaring goed te onthouden kun je in de toekomst soortgelijke situaties hopelijk voorkomen.
De interactie tussen de amygdala en de hippocampus gaat ook de andere kant op. Je kunt bijvoorbeeld in de eerste instantie erg van iets schrikken, zoals van een blaffende hond. De amygdala komt dan direct in actie. Maar het duurt wat langer voordat de informatie ook door de hippocampus en de frontale cortex verwerkt wordt. Het duurt daarom eventjes voordat je je realiseert dat het de lieve hond van de buren is. De hippocampus en de frontale cortex onderdrukken dan de activatie van de amygdala. De hippocampus doet dit met positieve herinneringen (bijvoorbeeld van al die keren dat je de hond hebt geaaid). De frontale cortex gooit logica in de strijd (bijvoorbeeld dat de hond achter een hek staat en je dus niets kan doen). Dan realiseer je je dat de eerste angstreactie onterecht was, en er niks is om bang voor te zijn.
Samengevat: Hoewel de amygdala bekend staat als het “angstcentrum” van het brein, is dit wat kort door de bocht. Angst wordt veroorzaakt door een complexe samenwerking tussen een snelle route via de amygdala, die de eerste angstreactie veroorzaakt, en een langzame route via de hippocampus en de frontale cortex, die de situatie wat genuanceerder analyseren. Ook zorgt de samenwerking van de amygdala en de hippocampus ervoor dat we enge gebeurtenissen goed herinneren. Dus als je soms nog geplaagd wordt door een herinnering van toen je als kind vast zat in het toilethokje, weet dat je brein deze herinnering niet vasthoudt om je te treiteren, maar om je te helpen niet nogmaals dezelfde fout te maken.
Auteur: Pauline van Gils
Illustraties: Pauline van Gils